- ding
- {{ding}}{{/term}}1 [voorwerp] thing ⇒ object, 〈apparaatje〉 gadget, 〈apparaatje〉 contraption2 [feit, gebeurtenis] thing ⇒ matter, affair3 [jonge vrouw] thing4 [klein kind] thing ⇒ chit♦voorbeelden:1 en (al) dat soort dingen • and (all) that sort of thingik zou er een lief ding voor geven om … • I would give my right arm to …een mooi ding, dat schuurtje • a nice job, that shed2 dingen van de dag • current affairsandere dingen te doen hebben • have other things to dodoe geen gekke dingen • don't do anything foolishgewone/alledaagse dingen • trivial matters, commonplace thingsde dingen tegen elkaar afwegen • weigh up the pros and consdat zijn zo van die dingen • that's just one of those thingsover die dingen spreekt men niet • one doesn't talk about such thingseen ding is zeker, hij komt niet • one thing is certain, he is not cominger is maar één ding op tegen • there is only one drawback/snagde dingen bij hun naam noemen • call a spade a spade3 een brutaal ding • a cheeky little thingeen jong/aardig ding • a young thing, a nice/sweet little thing
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.